‘Restauratoren verdienen een register, als stap naar beroepsbescherming’
Nog tijdens het interview zet Paulien Kaan, gespecialiseerd in restauratie en conservatie van archeologische- en museale voorwerpen van metaal, de laatste stappen om zich in te schrijven voor de toetsing voor het RestauratorenRegister. Niet uit noodzaak – opdrachtgevers weten haar toch wel te vinden. Maar vanwege het principe: ‘net als archeologen verdienen restauratoren een register, als logische stap in de richting van de zo noodzakelijke beroepsbescherming’.
Paulien Kaan – eigen foto
Veelzijdige loopbaan
De loopbaan van Paulien Kaan is niet gering, en zeer veelzijdig. Na afronding van de opleiding ‘Kunst & Design, Ruimtelijke Presentatie‘ in Leeuwarden, werkte zij vijf jaar als rekwisiteur en kostuum assistent bij een theaterproducent. Volgde daarna de opleiding ‘Restauratie en Conservatie‘ aan de ‘Koninklijke Academie voor Schone Kunsten‘ in Antwerpen. Studeerde daar met ‘grote onderscheiding’ af, (zoals ze dat in België noemen) in de specialisatie leer en metaal. Het onderwerp was een harnas met sterk aangetaste leren onderdelen. Na een stage bij een daarin gespecialiseerd restauratrice in Parijs, kwam ze terecht bij Restaura, een bedrijf gespecialiseerd in archeologische objecten in Limburg. Vijf jaar later, het is dan inmiddels 2013, startte ze haar eigen ‘Restauratieatelier Paulien Kaan’ in het noorden van het land. Daar sloot ze zich aan bij Restauratoren Vereniging Noord en trad toe tot het bestuur. Vervolgens ging ze zich ook inzetten voor de Commissie opleidingen en nascholing van het RestauratorenRegister. Deze adviseert het CCvD Restauratiekwaliteit over de relevantie van opleidingen en cursussen bij het aantonen of onderhouden van kennis in het kader van de registratie voor het Register.
Vergelijking tussen registers
Paulien’s eerste beroepskwalificatie, en inschrijving in het daarbij behorende register, was die als KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) specialist Conserveren. Pratend over het RestauratorenRegister trekt Paulien dan ook al snel een vergelijking met dit Actorregister Archeologie. Dit staat open voor archeologen die voldoen aan de KNA. Voor bepaalde handelingen in het archeologisch onderzoek is deze registratie als KNA-actor zelfs verplicht binnen het publiek-private kwaliteitsstelsel van de archeologie.
‘Dat is een vorm van beroepsbescherming’, licht Paulien toe, die de restauratoren node missen. ‘Terwijl de registratie in het Actorregister veel minder om het lijf heeft, dan die voor het RestauratorenRegister. Bij de inschrijving als KNA specialist conserveren is mij bijvoorbeeld nooit gevraagd gedocumenteerd werk te tonen, en nooit naar ethische opvattingen over het restaureren. Inzending van een diploma en een overzicht van gewerkte uren was voldoende. Terwijl, voor beide beroepsgroepen, geldt dat de kwalitatieve overwegingen, de wijze waarop je bijvoorbeeld keuzes maakt en onderbouwt, de vakuitoefening de aspecten zijn die je zo onderscheidend maken. ‘Het gaat’, voegt ze eraan toe, ‘namelijk om het erfgoed zelf en dat de zorg daarvoor op de juiste manier gebeurt. Dat is natuurlijk een deel van de beroepsbescherming, maar daar draait het uiteindelijk om’.
Beroepsbescherming
‘Waarom het beroep beschermd moet worden?’ Ik denk omdat je niet wilt dat er met het erfgoed gerotzooid wordt. Net als bij het beroep arts, dat beschermd is omdat je niet wilt dat een onkundig iemand zich over jouw leven ontfermt, wil ik ook met betrekking tot het erfgoed niet dat iemand zonder verstand van zaken zich over die kostbaarheden ontfermt. Ik wil dat iemand de kennis en de kunde heeft om een voorwerp op de juiste manier te behandelen, zodat het ook voor het nageslacht nog bewaard blijft. En daarnaast is het vanzelfsprekend dat diegene zich ook blijft verdiepen in de nieuwste ontwikkelingen van zijn of haar vak, omdat het best mogelijk is dat er inmiddels betere behandelingen zijn ontdekt of dat er nieuwe manieren zijn om een voorwerp te onderzoeken. Het is bijvoorbeeld al mogelijk om veel meer informatie te halen dan voorheen uit het vuil wat ik nu verwijder van een voorwerp. Het is eigenlijk beter om dat vuil te laten zitten of op zijn minst te bewaren voor verder onderzoek’.
‘Dan zijn er de ethische overwegingen. Ik zou willen dat degene die mijn object behandeld nadenkt over de consequenties van de behandeling. Dat iemand met mij bespreekt hoever ik wil gaan: Wanneer is het authentiek? Waarom wil je die opgegraven armband weer recht laten buigen? Hoort die vervorming niet ook bij zijn verhaal? Wat moet een voorwerp uitdrukken, is de visie op het voorwerp veranderd in de loop van de tijd, en welke visie gebruik je dan? Hoe ver ga je terug in de tijd en is het effect van de tand des tijds belangrijker of juist een pure reconstructie van hoe het voorwerp er ooit heeft uitgezien, etc. Je hebt vaak maar één kans om al deze beslissingen te maken. Maak je de verkeerde beslissing dan kan je ‘patiënt’ overlijden of hij gaat de rest van zijn leven verminkt door het leven’.
‘Omdat ik zelf restaurator ben, wil ik dit nastreven en ik hoop mijn collega’s ook. Helaas is dat niet altijd het geval en weet de opdrachtgever vaak ook niet wie dit wel, en wie dit niet nastreeft – of dat er überhaupt iets is om na te streven. Daarom zou het goed zijn als er een register is wat zorgt voor meer bewustwording, zowel bij degene die het beroep uitoefent als voor degene die de opdracht geeft’.
Samen twijfel doorbroken
Toch heeft ze getwijfeld over die registratie voor restaurator. ‘Het kost tijd en geld, en niet eenmalig, maar je moet je kennis ook bij- en onderhouden. En echt veel voordeel levert het financieel gezien voorlopig niet op’. Samen met enkele collega-restauratoren, allen aangesloten bij Restauratoren Vereniging Noord, besprak ze die twijfel, maar kwamen gezamenlijk toch tot het besluit zich te gaan inschrijven. ‘Om principiële redenen’, licht Paulien toe. ‘Het is een goede stap op weg naar een betere erkenning en bescherming van ons beroep. Hoe meer restauratoren zich aansluiten bij het Register, hoe vaker er gevraagd zal worden om een erkende restaurator in te zetten. Dat is belangrijk, omdat dit uiteindelijk kan bijdragen aan eenzelfde status als die voor de archeologen’. Ze rekent op een versnelling, nu de ergste Coronamaatregelen zijn beëindigd. ‘Er heeft echt heel veel stil gelegen, de afgelopen anderhalf jaar. Tal van bijeenkomsten werden afgelast, waardoor het onderlinge contact is geminimaliseerd. Voorgenomen realisering van themagroepen, zoals die rond mijn vakgebied, kon niet van de grond komen. Dat helpt ook niet wanneer je met elkaar het belang van, bijvoorbeeld, dit Register, wilt bespreken.’