‘Register heeft baat bij moderne media’

Eloy Koldeweij, Senior Interieurspecialist bij de RCE
‘Een voor mij ideaal Restauratoren Register faciliteert de opdrachtgever bij het vinden van de juiste restaurator. Visies op restauratie, op methode, op verslaglegging, op motivatie en verantwoording– dat soort zaken. Misschien moet het Register wel met korte filmpjes gaan werken, waarin de restauratoren zich presenteren’.

Eloy Koldeweij benadrukt het belang van een goede match tussen opdrachtgever en restaurator. ‘Iemand met een te herstellen schilderij van zijn oma heeft geen restaurator nodig die werken van Frans Hals restaureert’.


Eloy Koldeweij – foto ERM

Meer dan namenlijst
‘Een goed Restauratoren Register is meer dan een namenlijst met wat sterretjes en vlaggetjes. Geen Gouden Gids, maar een goed werkende zoekstructuur om de juiste restaurator te vinden. Heeft de opdrachtgever iemand op een hoog wetenschappelijk niveau nodig, of juist een ervaren praktijkman of -vrouw? Aan welke onderzoeks- of behandelmethode heeft de opdrachtgever behoefte?’ Eloy Koldeweij, Senior Interieurspecialist bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, trekt een vergelijking: ‘Heb ik behoefte aan een homeopaat, een regulier huisarts of een aan een universitair ziekenhuis verbonden specialist?’ Hij vervolgt: ‘Om optimaal vraaggericht te werken zou het Register bijvoorbeeld ook YouTube-achtige filmpjes kunnen bevatten. Gefilmde pitches van restauratoren die hun liefde voor het vak uitdragen, hun motivatie overbrengen, hun ervaringen met objecten. Die vertellen en tonen waarom ze waarmee bezig zijn. Dat geeft veel meer inzicht in de kwaliteiten dan alleen een droge schriftelijke opsomming van scholing en ervaring’.

Verleiding
‘Filmpjes’, vervolgt Eloy Koldeweij, ‘zouden ook een goed middel kunnen blijken te zijn om het restauratieambacht op een verleidelijke wijze onder de aandacht te brengen. De opleidingen zien de belangstelling teruglopen, dus hoogste tijd om aandacht te besteden aan het werven van nieuwe mensen. Waarom zou het Register in die werving geen rol kunnen spelen?’
Koldeweij maakt een stap naar zijn eigen vakgebied, de historische interieurs. Hij omschrijft dat vakgebied als veel meer dan ‘al datgene dat de beschilderde oppervlakten in een interieur bestrijkt. Het gaat niet primair over dragende constructies, maar wel over de zes wandvlakken van een ruimte met alles erop, eraan en erin: van stuc- en houtwerk, ceramiek, metaal, papier en textiel tot onder andere kunststoffen en glas, inclusief de bijbehorende roerende objecten. Daarbij staat de onderlinge samenhang voorop. Wat was de ontwerpgedachte bij het inrichten van een woonkamer, een fabriekshal of een kerk? Waarin zit de waarde van het uitgevoerde interieur en van het interieurensemble?’ En daar ligt ook gelijk een van de grootste problemen van het vakgebied, legt Koldeweij uit. ‘Dat samenhangende ontwerp wordt al snel verstoord, bijvoorbeeld wanneer de gecertificeerde meubelrestaurator de stoelen onderhanden neemt en de restauratietimmerman van het aannemersbedrijf de bijbehorende ingebouwde banken. De integraliteit van het ontwerp is in dit soort situaties lastig te bewaken en kan voordat je het door hebt verloren gaan’.

Stofwolken
‘Hoe is een restaurator van een enkel object bij het restauratieteam van het gehele pand, het ensemble te brengen? De eerste werkt in een steriel atelier, het team baant zich een weg tussen stofwolken, bouwvakkers en installateurs. Hoe breng je die verschillende disciplines en vakwerelden in dialoog met elkaar?’ ‘Eigenlijk’, constateert Koldeweij, ‘is het systeem nog niet compleet. Dat geldt ook voor het onderwijs. Het Restauratoren Register is een eerste, goede stap, het kan helpen om de fundamenten van het vakgebied historische interieurs op orde te gaan krijgen’.
Hij keert nog even terug naar de wijze van presenteren in het Register. Die genoemde filmpjes, en natuurlijk hun inzet op sociale media, is misschien wel een hedendaagse vereiste; de erfgoedsector moet meegaan met de ontwikkelingen van deze tijd. Moderne media inzetten is onontkoombaar’. ‘En’, besluit hij, ‘dergelijk nieuwe vormen van presentaties zouden wel eens heel goed kunnen bijdragen om de complexiteit en de daarmee samenhangende gevoelde pijn binnen deze sector terug te dringen.’